Zes generaties
Witte
(uitkomend
bij ‘de minister')
Generatie 1: Zeeman (uit Frankrijk?) trouwt
Texelse vrouw
De
stamboom van de familie Witte, uitkomend bij Cornelis Dirkszn. bijgenaamd ‘de
minister', begint bij het huwelijk in
1730 van Pietje Sieuwersd. Kuijper uit Den Hoorn met Frans Franszn. Watté.
Van Pietje
weten we dat zij op 22 april 1701 katholiek werd gedoopt in Den Hoorn - ze kwam
uit een gezin met acht kinderen - en op 80-jarige leeftijd overlijdt, ook in
Den Hoorn. Haar ouders woonden op Diek 20[1]. Frans werd waarschijnlijk rond 1700 geboren en overleed
‘in het harnas' in 1752.
Er wordt
wel gezegd dat Frans van Franse afkomst is; zijn achternaam doet dat vermoeden.
Zijn voornaam Frans Fransz. werkte de aanname in de hand. Aan zijn mogelijk Franse
afkomst wordt door zijn nazaat Reijer (zoon van Jan Piet) gerefereerd in een
geschiedsgedicht (waarbij hij zich overigens één generatie vergist):
Het was noch in de Franse tyd
Zoo als my vader my heeft gezyd
Toen leefde aan de Hooren
Een echtpaar voor elkaar geboren
Het was grootvader Jan en Grootmoe Griet
De grootouwders van vader Jan Piet
En zoo hy my heeft gezyd
Was Grootvader van Franse Nasieonaletyd [2]
Hy had van vechten gouw de brui
En dook hier onder by gegoede lui
Het was ongeveer zeventien tachtig
Toen trouwd zy, en hun nakomelingschap was machtig
Zoo als my vader my heeft gezyd
Toen leefde aan de Hooren
Een echtpaar voor elkaar geboren
Het was grootvader Jan en Grootmoe Griet
De grootouwders van vader Jan Piet
En zoo hy my heeft gezyd
Was Grootvader van Franse Nasieonaletyd [2]
Hy had van vechten gouw de brui
En dook hier onder by gegoede lui
Het was ongeveer zeventien tachtig
Toen trouwd zy, en hun nakomelingschap was machtig
Frans, die
de naam Witte (een verbastering van Watté) naar het eiland bracht, werd
uiteindelijk grootschipper. Dat hield in dat hij lid was van het Groot Schuitenvoerdersgilde en gezagvoerder was
op een zeeschip; hij was gedurende zijn leven schipper op meerdere schepen, in
ieder geval op
de ‘Boomhouder Galey', een 3 Mast Hoeker.[3] In opdracht van
kooplieden voer hij met een bemanning van tien tot achttien koppen naar landen als Engeland en Frankrijk, mogelijk
ook verder naar het zuiden en rond de Oostzee. Grootschippers verdienden redelijk tot goed en
behoorden tot de hogere lagen van de samenleving[4].
Hij was bij zijn huwelijk dus een goede partij voor de toen al 29-jarige
Pietje.
De Boomhouder Galey lijdt op 25 december 1752, op de terugweg van Berbice
(Brits Guyana), schipbreuk in het Nauw van Calais bij South Foreland, Engeland.
Het schip, geladen met koffie en suiker en op weg naar Amsterdam, gaat
verloren. Twaalf bemanningsleden overleefden de schipbreuk, helaas verdrinkt de
schipper[5].
Generatie 2: zoon van
schipper wordt boer
Pietje en
Frans krijgen twee zoons: Michiel en
Jan. Michiel (1732 - 1786) trad in de voetsporen van zijn vader: hij werd
kapitein op een koopvaardijschip. Michiel is de voorvader van Engel Mathilde,
de vrouw met wie Cornelis ‘de minister' zo'n 170 jaar later zal trouwen. We
volgen de genealogische lijn verder via de tweede zoon, Jan, die werd gedoopt
op 3 juni 1735 en overleed in 1803. Jan's leven speelde zich af in Den Hoorn, waar
hij volgens één bron op maar liefst acht verschillende adressen woonde: Diek 9,
10, 12, 13, 17, 21, 24 en 33[6] . Diek 21 heeft hij zelf laten bouwen. Hij woonde er met
Grietje Dirksd. Zijm, met wie hij in 1763 trouwde. Grietje werd in
1737 in Zuid Haffel geboren en overleed in 1825 in Den Hoorn. Jan verdiende
uiteindelijk de kost als eigenaar van/boer op de boerderij De Oude
Hoorn, Stolpweg 43. Als buurtheer van de
Diek was hij onder andere verantwoordelijk voor het onderhoud van de twee
Hoornder brandkolken[7]. Samen met Grietje kreeg hij zeven kinderen. Na zijn overlijden beheerde Grietje het bedrijf dat ze
samen hadden opgebouwd. Ze bleef wonen op Diek 21.
Generatie 3: de Kuiper
Witte
Het middelste kind van Jan en Grietje was Pieter,
geboren op 5 augustus 1770 in Den Hoorn, overleden op 13 maart 1821, 50 jaar
oud). Pieter heette Pieter Janszn. de Kuiper Witte[8]. ‘De Kuiper' refereert aan de familienaam van zijn
grootmoeder. Ook Pieter was boer.
Hij trouwt in 1804 met Diewertje Dirksd Dijt (1780 - 1829 en woont met haar op
de boerderij Diek 10 in Den Hoorn (eigendom van de familie Smit). Ze krijgen
acht kinderen. De eerste twee zoontjes leven slechts twee, resp één jaar. Ze
heten beiden Jan Pietersz. Witte. Als na drie dochters weer een zoon wordt
geboren, heet deze opnieuw Jan, roepnaam Jan Piet. Als Diewertje in 1821 weduwe
wordt[9], koopt zij Maria’s hoeve aan de Westerweg 47 en gaat
daar wonen met haar vier nog levende kinderen.
Jan Piet doet er als 19-jarige de bedrijfsvoering. Op zijn 25e
trouwt hij, en draagt de bedrijfsvoering van Maria’s-hoeve over aan zijn broer
Dirk.
Dirk
blijft op Maria’s-hoeve wonen, maar koopt in 1861 Sonja aan Westerweg 50[10].
Generatie 4: boer met zakentalent en 21
kinderen
Jan Piet,
geboren in 1810, bewijst uit stevig hout te zijn gesneden. Hij wordt 94 jaar en
overleeft vier echtgenotes, met wie hij in totaal 21 kinderen krijgt. Zijn
eerste vrouw is Guurtje Zijm, die in april 1836 in het kraambed sterft op Diek
10. Anderhalf jaar later treedt Jan Piet, weduwnaar met een zoontje, in het
huwelijk met Antje IJsbrandsd. Metselaar. Tussen haar 23e en 44e
jaar (ze overlijdt in 1858), baart zij tien kinderen.
Jan vindt
na het overlijden van Antje binnen een half jaar opnieuw een vrouw, met wie hij
drie kinderen krijgt, waarvan er slechts één kind blijft leven. Deze vrouw,
Antje Jacobsd. Huisman, overlijdt in 1864, slechts 25 jaar oud op Hermanshoeve
aan de Rozendijk. Nog dat zelfde jaar trouwde hij met zijn vierde en laatste
vrouw, Neeltje Dijt, met wie hij nog
eens zeven kinderen kreeg. Neeltje overlijdt op 46-jarihge leeftijd in
Everstekoog.
Jan Piet
was grootgrondbezitter en veehouder[11].
Generatie 5: de ouders van ‘de minister'
maken landbouwcrisis mee
Het tweede
kind van Jan Piet en Antje is Dirk Jan Pietz. (1840 - 1887). Hij werd geboren op Diek 10 en
woonde in Eierland op Blandenberg. Als beroep staat genoteerd: landman en
veehouder. Hij trouwde in 1864 met Antje Tijsd. Zijm (1839u - 1902). Ze kregen
acht kinderen. Nummer zes was een jongetje dat in 1873 ter wereld kwam in
Eierland: Cornelis Dirksz., in zijn
volwassen leven ook wel ‘de minister' genoemd.
Generatie 6: Cornelis (de minister) wordt middenstander
Cornelis
(de minister) heeft de rijkdom van zijn grootvader nog bewust meegemaakt, maar
ook de neergang van het ‘imperium', in de jaren dat het hele eiland leed onder
de landbouwcrisis. De rijkdom ging op in rook. Als jongeman bezat Cornelis geld
noch goederen, maar wel een goed verstand, twee handen, twee onvermoeibare
benen en ondernemerszin.
De moeder
van Cornelis overlijdt in 1902, en het gezin valt definitief uit elkaar.
Cornelis heeft zijn oog laten vallen op de jonge Engel Mathilda Fransd. Witte
(geboren in 1882, overleden in 1962) van Bloem en Bosch op het
Gerritslanderdijkje. Zij trouwen in 1903 en wonen de eerste jaren in de Nieuwstraat
(ook Hollebol geheten, nu de Burgwal).
Het grootste deel van hun leven woonden ze echter in de Warmoesstraat,
achter en naast de Kleine Bazar, op nr 3.
Samen
kregen Cornelis en Engel Mathilda tien kinderen, waarvan het oudste kind (de
eerste Dirk) jong overleed. De anderen groeiden op tot onze ouders, ooms en
tantes.
Cornelis
overlijdt in 1961, op 88-jarige leeftijd, in het huis op de Hollewal, waar hij
vanaf 1950 woont met zijn vrouw en dochters Cornelia en Agaath.
De stamboom van
Engel Mathilda
Generatie
2: zoon treedt in voetstappen vader
Michiel Fransz. Witte (1732 - 1786), de
eerste zoon van Frans Watté, voer als kapitein op de 3 mast hoeker ‘Vrouwe
Maria Anthonia' op de koopvaardijroute Amsterdam - Middellandse Zee.
In 1764 staat hij bekend als inwoner van
Amsterdam, wat hem niet heeft belet in 1751 te trouwen met de Texelse Antje
Dirksd Dijt (1732 - 1789). Antje ia geboren in De Westen, Driehuizen 19[12]. Samen krijgen ze
zeven kinderen. De stamboom van oma Witte verloopt via het zevende kind, dat in
1774 wordt geboren als Frans Michielz. Witte (de Wit); de tweede zoon met deze
naam - zijn oudere broertje werd slechts drie jaar oud en overleed in 1772.
Generatie
3: Van Amsterdam naar Texel
Deze Frans werd als enige van de
kinderen uit dit gezin gedoopt in Amsterdam. In 1789 (15 jaar oud) staat hij
geregistreerd als landbouwer op Driehuizen. Hij trouwt met Martje Gerritsd Dijt
(1774 - 1811). Hij is eigenaar/bewoner van Groenendaal, Westerweg 74. Met haar
krijgt hij zes kinderen. Als het jongste kind vier jaar is, overlijdt zij.
Daarna huwt Frans nog twee maal en krijgt nog eens zes kinderen van zijn derde
vrouw. In 1842 overlijdt hij in de
Westen.
Generatie
4: twee erfenissen
Het zesde kind van Frans en Martje heet
Michiel Fransz. Witte (De Wit). Hij wordt geboren in 1807, als tweelingbroer
van Cornelis. Hij trouwt met Martje Hendriksd. Spigt, geboren in 1808[13]. Ze wonen op Groenendaal,
Westerweg 74. Groenendaal was sinds de bouw in 1670 in het bezit van de familie
Dijt; bij een boedelscheiding erft Michiel (zijn moeder was Martje Dijt) de
boerenplaats[14]. In 1843 erft hij ook De Westen, Driehuizen 15,
dat hij binnen een jaar weer verkoopt.
Samen krijgen Michiel en Martje negen
kinderen, maar ook in dit gezin wordt niet elke kind volwassen. De eerste zoon,
Michiel, wordt slechts zes jaar oud. In
1845 wordt een jongen geboren, die opnieuw wordt vernoemd naar zijn grootvader.
Deze Frans Michielz. is de vader van oma Witte.
Generatie
5: ouders van oma zijn pachters
Frans Michielz. verdient de kost als
veehouder en arbeider en trouwt in 1875 met Cornelia (Neeltje) Gerritsd.
Schrama. Zij pachten achtereenvolgens
een aantal boerderijen. Ze beginnen in ‘Sonja'
Westerweg 50 en verhuizen in 1878 naar Huis Frans aan de Maaikeduinweg 19. vanaf 1889 wonen ze op de boerenplaats Bute
Strend (Nesweg 14), ook wel De Nes genoemd[15]. In 1897
verhuizen ze naar Bloem en Bosch, Gerritslanderdijkje 2. In 1912 verhuizen zij
naar de boerderij Noord Haffel (Pontweg 77) en in 1915 naar de boerderij op Molenstraat
77. In 1914 heeft Cornelis ‘de minister' daar een stukje land plus schuur
gekocht. Het is goed mogelijk dat hij dit heeft gedaan om zijn schoonouders een
handje te helpen. Daar, op de hoek van de Molenstraat en de toen nog onverharde
weg (later Beatrixlaan geheten), woonden ze met hun ongehuwde zoon Gerrit. Op
de plek van het boerderijtje staan nu Beatrixlaan 16 en 18.
Frans en Neeltje krijgen acht kinderen.
Engel Mathilda is de vijfde en wordt in 1882 geboren. Op de geboorteaangifte
staat de Nes[16]. Haar ouders
overlijden beiden op respectabele leeftijd in 1925, in Den Burg.
Generatie
6
Op 20-jarige leeftijd trouwt Engel
Mathilda met de boerenzoon en startende ondernemer Cornelis Dirkz. Witte, ook
wel ‘de minister’ genoemd. Engel
Mathilda overlijdt in 1962, op 80-jarige leeftijd, in het huis aan de Hollewal
waar zij werd verzorgd door haar dochters Cornelia en Agaath.
[9] Als weduwe zit Diewertje niet stil. In 1823
bezit zij vijf koeien, een schet en 30
schapen. Twee jaar later heeft zij drie koeien, 75 schapen en een paard.
[11] Volgens de veetelling van 1857 bezat Jan Piet
drie ruinen en een veulen, vijf ossen, vier koeien, twaalf kalveren en een
stier, en 242 schapen die hij liet grazen op eigen landerijen. Bron:
Boerderijenboek deel 2, pag 578. Op het hoogtepunt van zijn rijkdom bezit hij
vijf boerenplaatsen tegelijk.
[16] Volgens het geboortebewijs is oma Witte op De
Nes geboren. De jaartallen kloppen echter niet. Volgens het Boerderijenboek woonde het gezin in 1882
in Huis Frans.