Rondje
Martinushoeve anno 1953
1953.
In dit jaar verlieten ome Pieter Jan en tante Kee de boerenplaats waar zij
vanaf 1909 hadden gewoond en gewerkt, om hun oude dag te slijten in Den Burg,
Molenstraat 7. Vanaf zijn dertiende tot zijn trouwen in 1938 was Martinushoeve
ook ‘thuis’ voor Michiel Cz. Hij wilde immers boer worden en deze oom en tante
(zus van zijn moeder) waren kinderloos… Vanaf 1963 werd Martinus opnieuw zijn
thuis, maar dat is een ander verhaal, zie Hooirijden op Martinushoeve. Hier
maken we met behulp van een bouwtekening een rondje door de boerderij, anno
1953.
Op de bouwtekening zie je goed de verdeling tussen bedrijf en woongedeelte. 4/5
deel van de stolp was bestemd voor het boerenbedrijf.
Reeing
Links,
aan de voorzijde, is de ingang van de deel: de reeing (rij-in). Daar kwamen de
wagens binnen met hun lading hooi. Die werd hoog opgetast in het hooivak, de ‘tasruimte’.
Tot 1960 was dat los hooi, daarna werden het pakjes. De reeing werd in het
vroege voorjaar ook gebruikt voor het lammeren. Vanaf half maart werden er al
meer kleine hokjes gemaakt. Afhankelijk
van het weer en hun conditie konden ze buiten of in de hokken overnachten.
Aan
het eind van de deel geeft een deur toegang tot de koestal. Helemaal links
stond het paard. Daarnaast stonden een stuk of wat sketters (éénjarigen) en de
koeien, alle met de kop naar de buitenmuur. Ome Pieter Jan had er acht á tien.
Dat maakte hem in die tijd een middelgrote boer.
De iert (gier) belandde in de groep (geul) achter de koeien en van daar naar de
kelder onder de misplaas (mestplaats). Die werd in april/mei over het land
uitgereden. Al stonk het als de beste, het gras wilde er goed van groeien.
Plee
De
stolp had toen nog geen inpandige gemak; als je ‘moest’, dan ging je bij de
keuken naar buiten en daar was dan meteen de plee, met een stapeltje oude
kranten. In de winter moest je dus wat warms aan of op de po. Aangezien de
waterleiding pas in 1955 kwam, was de plee
voorzien van een emmer onder een plank met een gat erin. Aan de achterkant had
het huisje een handzame klep waardoor je makkelijk bij de emmer kon. Want die
moest natuurlijk regelmatig geleegd. “Een klusje voor ome Pieter Jan,” volgens
diens naamgenoot Piet Mz. De emmer werd omgekieperd op de misplaas, bij de
koeienmest. Goed voor het land en de moestuin! Die lag er trouwens naast en was
vooral het domein van tante Kee.
Keuken
De
keuken was het hart van het woongedeelte. Bij de deur deden boer en knecht hun
klompen uit, om aan te schuiven aan de tafel. Hier werd om 12.00 uur warm
gegeten, want dan had iedereen er al een uur of zes opzitten. De melkrijder
pikte immers steevast om 8 uur de melkbussen op; de koeien moesten dus op tijd
gemolken.
Tante
Kee’s keuken bestond uit een paar getimmerde kastjes met petroleumstellen. Daar
werd Hollandse kost op bereid, met rabarber, kool en boontjes uit eigen tuin. Het
water kwam via een pomp uit de regenput of de welput. Uit de welput kwam zuiver
water, dat ook in een droge zomer meestal wel voorradig was. In tegenstelling
tot regenwater, kon je het zo drinken. De welwaterput bevond zich onder de
keuken, de andere stond (staat!) rechts van het huis. Via een goot vanaf de
pomp in de keuken kwam het welwater ook in de stal.
Zó ongeveer, zag de keuken van tante Kee eruit. Keuken in het Juttersmuseum in Oudeschild. |
De keuken was trouwens niet verwarmd, maar toch nooit koud in de winter. Dat kwam door de ligging naast de koestal.
Wonen en slapen
Aan
de voorkant van het huis had je de mooie kamer met de pronkkast. Tegen een andere wand stond na 1963 een houten bankje met bergruimte onder de zitting; een werkstuk van Michiel’s broer Gerard, de timmerman.
De pronkkast van tante Kee staat nu bij Marja Md. Vroeger stonden twee zwarte paardjes aan weerskanten op de kast.
In het voorhuis had je ook de slaapkamer met de twijfelaar (1.20 breed) van ome Pieter Jan en tante Kee en de opkamer met linnenkast en tafel. In later jaren maakten de kinderen van Michiel er hun huiswerk: “het was er lekker rustig,” zegt Piet Mz. De opkamer lag wat hoger om de kelder er onder wat meer staruimte te geven. Hier werden de weckflessen met ingemaakte groente (klusje voor tante Kee) opgeslagen voor de winter.
De bank was degelijk timmerwerk; na al die jaren heeft hij een tweede leven in het schuurtje op de volkstuin van Martien Mz.
Voordeur: zelden gebruikt
De voordeur werd zelden of nooit gebruikt – alleen vreemden kwamen aan de voordeur, bekenden altijd achterom. De mooie kamer werd alleen op zon- en feestdagen gebruikt als iedereen zijn goeie goed aan had.
Meer ruimte voor een groot gezin
In
later jaren werd een deel van het hooivak bij de woonruimte getrokken. De
slaapkamer werd wat groter en er kwamen kasten met planken waar onder meer de zondagse schoenen van het hele gezin van
Michiel en Jani in het gelid stonden. De negen kinderen sliepen trouwens onder
het dak. Bets en Marja boven de opkamer, de jongens boven de woon- en
slaapkamer.