zaterdag 7 juni 2014

Rondje Martinushoeve anno 1953

1953. In dit jaar verlieten ome Pieter Jan en tante Kee de boerenplaats waar zij vanaf 1909 hadden gewoond en gewerkt, om hun oude dag te slijten in Den Burg, Molenstraat 7. Vanaf zijn dertiende tot zijn trouwen in 1938 was Martinushoeve ook ‘thuis’ voor Michiel Cz. Hij wilde immers boer worden en deze oom en tante (zus van zijn moeder) waren kinderloos… Vanaf 1963 werd Martinus opnieuw zijn thuis, maar dat is een ander verhaal, zie Hooirijden op Martinushoeve. Hier maken we met behulp van een bouwtekening een rondje door de boerderij, anno 1953.



Op de bouwtekening zie je goed de verdeling tussen bedrijf en woongedeelte. 4/5 deel van de stolp was bestemd voor het boerenbedrijf.

Reeing
Links, aan de voorzijde, is de ingang van de deel: de reeing (rij-in). Daar kwamen de wagens binnen met hun lading hooi. Die werd hoog opgetast in het hooivak, de ‘tasruimte’. Tot 1960 was dat los hooi, daarna werden het pakjes. De reeing werd in het vroege voorjaar ook gebruikt voor het lammeren. Vanaf half maart werden er al meer kleine hokjes gemaakt.  Afhankelijk van het weer en hun conditie konden ze buiten of in de hokken overnachten.


Martinushoeve omstreeks 1953.
Stal
Aan het eind van de deel geeft een deur toegang tot de koestal. Helemaal links stond het paard. Daarnaast stonden een stuk of wat sketters (éénjarigen) en de koeien, alle met de kop naar de buitenmuur. Ome Pieter Jan had er acht á tien. Dat maakte hem in die tijd een middelgrote boer. De iert (gier) belandde in de groep (geul) achter de koeien en van daar naar de kelder onder de misplaas (mestplaats). Die werd in april/mei over het land uitgereden. Al stonk het als de beste, het gras wilde er goed van groeien.

Plee
De stolp had toen nog geen inpandige gemak; als je ‘moest’, dan ging je bij de keuken naar buiten en daar was dan meteen de plee, met een stapeltje oude kranten. In de winter moest je dus wat warms aan of op de po. Aangezien de waterleiding pas in 1955  kwam, was de plee voorzien van een emmer onder een plank met een gat erin. Aan de achterkant had het huisje een handzame klep waardoor je makkelijk bij de emmer kon. Want die moest natuurlijk regelmatig geleegd. “Een klusje voor ome Pieter Jan,” volgens diens naamgenoot Piet Mz. De emmer werd omgekieperd op de misplaas, bij de koeienmest. Goed voor het land en de moestuin! Die lag er trouwens naast en was vooral het domein van tante Kee.

Keuken
De keuken was het hart van het woongedeelte. Bij de deur deden boer en knecht hun klompen uit, om aan te schuiven aan de tafel. Hier werd om 12.00 uur warm gegeten, want dan had iedereen er al een uur of zes opzitten. De melkrijder pikte immers steevast om 8 uur de melkbussen op; de koeien moesten dus op tijd gemolken.

Zó ongeveer, zag de keuken van tante Kee eruit.
Keuken in het Juttersmuseum in Oudeschild.
Tante Kee’s keuken bestond uit een paar getimmerde kastjes met petroleumstellen. Daar werd Hollandse kost op bereid, met rabarber, kool en boontjes uit eigen tuin. Het water kwam via een pomp uit de regenput of de welput. Uit de welput kwam zuiver water, dat ook in een droge zomer meestal wel voorradig was. In tegenstelling tot regenwater, kon je het zo drinken. De welwaterput bevond zich onder de keuken, de andere stond (staat!) rechts van het huis. Via een goot vanaf de pomp in de keuken kwam het welwater ook in de stal.


De keuken was trouwens niet verwarmd, maar toch nooit koud in de winter. Dat kwam door de ligging naast de koestal.

Wonen en slapen
Aan de voorkant van het huis had je de mooie kamer met de pronkkast. Tegen een andere wand stond na 1963 een houten bankje met bergruimte onder de  zitting; een werkstuk van Michiel’s broer Gerard, de timmerman. 






De pronkkast van tante Kee staat nu bij Marja Md. Vroeger stonden twee zwarte paardjes aan weerskanten op de kast. 










In het voorhuis had je ook de slaapkamer met de twijfelaar (1.20 breed) van ome Pieter Jan en tante Kee en de opkamer met linnenkast en tafel. In later jaren maakten de kinderen van Michiel er hun huiswerk: “het was er lekker rustig,” zegt Piet Mz. De opkamer lag wat hoger om de kelder er onder wat meer staruimte te geven. Hier werden de weckflessen met ingemaakte groente (klusje voor tante Kee) opgeslagen voor de winter.


De bank was degelijk timmerwerk; na al die jaren heeft hij een tweede leven in het schuurtje op de volkstuin van Martien Mz.











Voordeur: zelden gebruikt
De voordeur werd zelden of nooit gebruikt – alleen vreemden kwamen aan de voordeur, bekenden altijd achterom.  De mooie kamer werd alleen op zon- en feestdagen gebruikt als iedereen zijn goeie goed aan had. 

Meer ruimte voor een groot gezin 

In later jaren werd een deel van het hooivak bij de woonruimte getrokken. De slaapkamer werd wat groter en er kwamen kasten met planken waar onder meer  de zondagse schoenen van het hele gezin van Michiel en Jani in het gelid stonden. De negen kinderen sliepen trouwens onder het dak. Bets en Marja boven de opkamer, de jongens boven de woon- en slaapkamer.