Vuurtorenwachter
was vaste klant bij oom Frans
Vuurtorenwachter
Postma en zijn vrouw kwamen in 1958 van Ameland naar Texel. De post op Texel verdiende
1000 gulden beter, vandaar. Het gezin met twee jonge kinderen woonde in het
witte huisje bij de vuurtoren.
“We woonden er groter dan op Ameland, en we hadden best veel
spullen nodig toen we in het huis trokken,” zegt Postma. “De buurvrouw zei: ‘Wacht maar tot de minister langskomt’. De eerste keer dat hij kwam, hielp hij mijn vrouw; die man
had van alles bij zich. Je kon het zo gek niet bedenken, of hij had het. Tot
scheermesjes aan toe. Toen mijn vrouw de eerste keer bij hem afrekende, blij
dat ze nu beter was voorzien van potjes en pannen en serviesgoed zei ze
vriendelijk: ‘Dag
mijnheer de Minister!’ ‘Nou,’ had Frans gezegd (want die was het): ‘Ik heet maar Witte hoor.’ Mijn vrouw schaamde zich rot!
De
minister kwam voortaan elke veertien dagen, en bracht elke keer speciaal voor
mijn vrouw iets mee. Ook eens een dingetje dat wat beschadigd was. Hij was
eerlijk, liet dat meteen zien. Mijn vrouw betaalde dan maar de helft.”
Ook
had hij altijd wat te vertellen. Wie er was overleden, of wie er ging trouwen.
De nieuwtjes waren altijd respectvol, nooit was er sprake van roddel. Wat me
het meest bijstaat, was dat de minister een eerlijke handelsman was.”